door Luit Staghouwer
.
Beste natuurliefhebber/-ster,
Ook dit jaar heb ik al enkele keren gespeurd naar interessante onderwerpen, maar zoals verwacht zijn die nog schaars. Ik bezocht een paar keer enkele bekende onderwerpen omdat ik benieuwd was naar de voortgang. Omdat er nu weinig insecten zijn richtte ik mijn blik en de camera ook maar weer op enkele andere onderwerpen. En zoals al vaker vermeld, ik laat me graag verrassen.
In het vorige verslag stond o.a. een foto van de grote oranje bekerzwam met een witte rand (15 december). Bijna twee weken later vond ik na enig speuren nog een paar zwammen, maar toen waren ze volledig verbleekt. De verse zwam is aanzienlijk mooier.
Op 30 december fietste ik weer eens naar de Balloohoeve en tussen de bladeren naast het fietspad zag ik iets wits. Ik stopte en tot mijn verbazing was het inderdaad een klein formaat grote stinkzwam. Zoals gebruikelijk had ik een camera in de tas, dus maakte ik van deze laat verschenen grote stinkzwam enkele foto’s. Het was al een hele tijd geleden dat ik een grote stinkzwam zag, maar echt bijzonder is deze late waarneming niet. Deze zwam kan ‘volgens het boekje’ worden aangetroffen van mei tot november, maar daar wordt tegenwoordig, door de klimaatverandering, veelvuldig van afgeweken. Op 1 januari fietste ik, min of meer toevallig, weer over het zelfde fietspad. De grote stinkzwam was er nog wel, maar de zwam (het vruchtlichaam) was duidelijk in verval.
Twee dagen later wandelde ik voor de eerste keer dit jaar van Loon naar de Balloohoeve. Helaas was het een sombere dag, eerst nogal mistig en later grijs en af en toe een beetje vochtig. Ik was benieuwd of ik een paar leuke vrouwelijke bloeiwijzen van de hazelaar zou kunnen ontdekken. Dat viel beslist niet tegen, maar het sombere weer maakte het fotograferen lastig. Het is de eerste plantensoort uit onze wilde flora die in het jaar begint te bloeien. Soms zelfs al voor de jaarwisseling.
Voor de bloei lijken de vrouwelijke bloeiwijzen nog als twee druppels water op een gewone bladknop. Ze zitten met drie tot vier stuks in een klein knopje bij elkaar. Pas tijdens de bloei zie je het verschil, dan zijn de rode stijlen met de stempels te zien. Ze proberen het stuifmeel op te vangen.
Een paar dagen later was het beduidend aangenamer weer en ging ik nog een keertje kijken bij de hazelaars. In de tussentijd was er duidelijk iets veranderd. Niet zo zeer bij de vrouwelijke bloeiwijze, maar wel bij de mannelijke. De katjes waren verder in hun ontwikkeling.
Een dag later ging ik met de trein naar Zwolle. Langs de het spoor stonden veel hazelaars volop in bloei. De lange geelgroene katjes werden door de zon helder uitgelicht. De struiken staken mooi af tegen de andere struiken en bomen.
Bij mijn tweede ‘inspectie’ van de hazelaars zag ik meerdere misvormde katjes. Een deel van de schubben was niet geel, maar uitgegroeid en bruin en dat is te danken aan parasieten die in de katjes leven (de springende hazelaarmug of de hazelaarkatjesmijt). De larven leven maandenlang in de katjes. In deze tijd van het jaar kun je de misvormde hazelaarkatjes gemakkelijk vinden. Katjes met muggenlarven hangen niet netjes naar beneden, maar ze zijn geknakt of peervormig vergroeid. Bij de katjes waarin mijten leven, zijn de schubben nogal ongelijk van grootte en enigszins behaard. Maar het verschil tussen katjes met muggen en katjes met mijten is niet zo gemakkelijk te zien.
Ik heb de indruk dat er geen boom is waar geen korstmos op zit. Korstmossen zijn samenlevingsvormen van algen of cyanobacteriën (blauwwieren) met een schimmel. In ons land komen ongeveer 700 soorten korstmossen voor. Links het groen boomschildmos, rechts het groot dooiermos, het gewoon purperschaaltje met daar tussenin de witte schotelkorst.
Sommige korstmossen lijken sterk op elkaar (in ieder geval voor een leek). Dit zijn volgens het beeldherkenningssysteem het groen boomschildmos (zekerheidspercentage 99.7%) en het bosschildmos (99.9%).
Witte schotelkorst (Lecanora chlarotera) is een veel voorkomend korstmos dat groeit op stammen en takken van loofbomen met een min of meer gladde schors. In zeldzame gevallen kan het ook op oude bakstenen muren worden gevonden. Het thallus is korstvormig en heldergrijs, maar kan soms bruinachtig of groenig zijn verkleurd. Apotheciën zijn meestal aanwezig, 0,5 tot 3 mm groot, en bleekgeel tot kastanjebruin met een duidelijke, dikke, geschulpte of gegolfde rand die dezelfde (witachtige) kleur heeft als het thallus. De genusnaam Lecanora (van lekanè en hora) betekent “mooi schaaltje” of “mooi kommetje”, dit slaat op de apotheciën.
Thallus: Benaming voor de vegetatieve organen van schimmels, algen en korstmossen, waar geen duidelijk verschil tussen blad, stengel en wortel optreedt.
Apotheciën: Schijfvormige, open vruchtlichamen. Ze kunnen beker-, kom-, of schotelvormig zijn (enkelvoud: apothecium).
De lilabruine schorsmycena is een zeldzaam klein paddenstoeltje dat, alleen of in kleine groepjes, op de met mos bedekte schors van levende bomen groeit (september-november). Het heeft een kleine, gebolde, paarsbruine hoed (Ø 2-5 mm). De hoed is in het centrum donkerder, radiair gestreept en glad of fijn bepoederd. De fijn bepoederde steel is 10-15 mm lang, iets donkerder dan de hoed en vaak gebogen.
Op 29 oktober telde ik op enkele bomen in het ‘centrum’ van Loon ruim 200 vuurwantsen. Tegen een van deze bomen ‘veranker’ ik mijn fiets tijdens mijn wandeling naar de Balloohoeve. Bij terugkomst van mijn wandeling op 3 januari zag ik op een van de bomen een paar groepjes overwinterende exemplaren. Ze overwinteren dus niet alleen in grote groepen onder stenen, bladeren, ondergronds of in gebouwen, maar ook in groeven van de bast van bomen. In de maand mei komen de vuurwantsen uit hun overwinterplek tevoorschijn.
In de afgelopen weken keek ik regelmatig even bij de groene kelkzwam. Het lijkt wel of de korte vorstperiode een positieve invloed heeft gehad op de zwam. Op de stronk zitten meerdere groene kelkzwammen in diverse stadia van ontwikkeling, maar ze zijn allemaal duidelijk gegroeid. De foto van de (nog gele) verse zwammetjes maakte ik op 8 november, de grote foto op 6 januari. De grootste zwam heeft intussen een diameter van ongeveer 6 centimeter.
Op ons terras onder de overkapping hangen twee insectenhotels, één met de bekende ‘bamboe-buisjes’ en één met plexiglas en een deurtje voor de broedgangen. Ook bij de voordeur hing een insectenhotel uit de tweede categorie. Twee jaar geleden hadden we daar succes mee, maar nu was het hotel vaak nat en begon te schimmelen. Toen het erg warm was begon de voorraad voedsel in de broedcellen te smelten en al met al zag het er niet meer uit. Al een paar keer was ik van plan het hotel te verwijderen en te verhuizen naar het overdekte terras. Afgelopen dinsdag schroefde ik het hotel los en tot mijn verbazing zag ik dat er tegen de achterkant een elftal Franse veldwespen zat. Het waren vrouwtjes en dus koninginnen, want alleen die overwinteren. Ik had het hotel weer kunnen ophangen, maar dan was het ongetwijfeld stuk gegaan. Meerdere broedgangen zijn in gebruik, maar het is de vraag of daar nog leven in zit. De koninginnen kwamen al vrij snel in beweging en ik hoop dat ze op een andere plek verder kunnen overwinteren. Het hotel laat ik eerst maar eens goed drogen, daarna zie ik wel verder. Voordat er zich weer nieuwe gasten melden moet het in ieder geval eerst worden schoon gemaakt.
Groetjes,
Luit