Balloërveld – Hortus Haren

door Luit Staghouwer

Beste natuurliefhebber/-ster,

Dit verslag is het resultaat van twee “fotosafari’s” op het Balloërveld en tussendoor bracht ik weer eens een bezoekje aan de Hortus in Haren. Het waren drie zonnige dagen, voor het fotograferen soms iets te zonnig. Ook de stevige wind was bij het fotograferen van enkele onderwerpen nogal lastig. Maar desondanks heb ik met plezier gespeurd naar interessante onderwerpen en gelukkig heb ik er wel weer enkele gevonden en kunnen fotograferen.

Bij het fotograferen van dit akkerviooltje werd mijn geduld nogal op de proef gesteld. Het kleine bloemetje staat op een dunne, relatief lange steel en werd door de stevige wind bijna voortdurend heen en weer geblazen. Het akkerviooltje is een eenjarige plant, die tot 20 cm hoog wordt, tot 45 cm diep wortelt en groeit op open zandige, maar wel vochtige en voedselrijke bodems. De bloeitijd is van april tot oktober. De bloemen zijn klein en meestal niet groter dan 1 cm. Het akkerviooltje is waardplant voor de rupsen van de tamelijk zeldzame kleine parelmoervlinder. De zaden hebben een vettig aanhangsel, een z.g. mierenbroodje. Mieren zijn daar dol op en verslepen de zaden naar hun nest, waarbij ze onderweg meestal het zaadje afbijten en achterlaten. Zo verspreiden de mieren het akkerviooltje.

De grauwe schildwants (grauwe veldwants) is een lichtbeige, fors gebouwde en onbehaarde wants (13,5-16 mm). Hij is bedekt met zwarte putjes die in een onregelmatig patroon op de huid staan en op veel plekken samenvloeien. Het connexivum (de rand langs de buitenkant van het achterlichaam) is zwart-wit geblokt. Dit dagactieve insect voedt zich vooral met plantensappen van houtachtige planten, maar zuigt ook uit dode insecten. De grauwe schildwants vliegt traag en luid zoemend, bij de landing komt hij vaak op de rug terecht. De volwassen wants overwintert op beschutte plaatsen, zoals in klimop en scheuren in de muur. Vroeg in het voorjaar wordt de wants actief, met een grote piek in maart en april. In het late voorjaar legt het vrouwtje ongeveer 40 eitjes op plantendelen. Jonge wantsen worden vooral van augustus tot oktober waargenomen, ze variëren sterk in kleur.  Er is één generatie per jaar.

De Franse veldwesp (12-18 mm) is slanker dan de andere papierwespen. De achterpoten zijn opvallend lang. Bij het vliegen laten ze die lange poten hangen, waardoor de wesp er wat slungelig uitziet. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden doordat hun voelsprieten gekromde uiteinden hebben, daarnaast hebben mannetjes groene en vrouwtjes zwarte ogen. De nesten van papierwespen worden gemaakt van houtvezels. Doordat de wespen de vezels fijnkauwen en in dunne laagjes aanbrengen lijkt het nest van papier te zijn gemaakt. Op meerdere plekken in de Rotstuin van de hortus waren Franse veldwespen bezig met het afschrapen van houtvezels voor de bouw van een nest. Het nest heeft geen papieren omhulsel, maar is open, waardoor de wespen goed te zien zijn. Onlangs zag ik in onze berging een klein wespennest. Dit oude nest had wel een omhulsel en was dus het nest van een andere papierwesp.

In ons land komen ongeveer 20 soorten bloedbijen voor, waarvan er 9 zeldzaam zijn. Het zijn parasitair levende bijen die vanaf april tot in oktober te zien zijn. Vaak hebben ze een zwarte kleur met een opvallend, gedeeltelijk (bloed)roodgekleurd achterlijf. De vrouwtjes leggen hun eitjes in het nest van andere bijensoorten (groefbijen en zandbijen).
De grote bloedbij (foto) is de grootste bloedbij van Nederland. De eerste t/m de vijfde rugplaat zijn volledig (bloed)rood gekleurd. De grote bloedbij parasiteert op het broed van de grote zijdebij (een zandbij). Het vrouwtje eet het eitje van de grote zijdebij op en legt vervolgens zelf een eitje in de nestcel van de grote zijdebij, vlakbij de al aanwezige voedselvoorraad stuifmeel en nectar. Bloembezoek van de vrouwtjes grote bloedbij is zelden waargenomen, alsof ze geen energie nodig hebben.

Kniptorren zijn langgerekte kevers met een redelijk groot halsschild en een smal, puntig toelopend achterlijf. Wereldwijd zijn er ongeveer 10.000 soorten bekend, in ons land zijn 76 soorten in het wild waargenomen. De kniptor dankt  zijn naam aan het vermogen om liggend op de rug omhoog te springen, ze maken daarbij het geluid van iemand die met zijn vingers knipt. De larven worden ritnaalden of koperwormen genoemd, een aantal soorten is zeer schadelijk in de landbouw. Een ritnaald leeft 3 tot 5 jaar.
De Prosternon tessellatum (10-12 mm) heeft schijnbaar nog geen Nederlandse naam. Het lichaam van deze kniptor is bedekt met plukjes grijze of grijsgouden haren, die in alle richtingen uiteengaan en het een karakteristiek, gevlekt uiterlijk geven. Deze kniptor is actief van mei t/m augustus. De volwassen kever overwintert.

De grijze zandbij stond al eerder in een verslag. Ik zie deze bij veelvuldig op het Balloërveld. Sinds enige tijd vliegen er ook steeds roodharige wespbijen in de buurt van de nesten van de grijze zandbij. Dat is niet verwonderlijk, want de roodharige wespbij parasiteert op de grijze zandbij (en de asbij).
De roodharige wespbij wordt gekenmerkt door een lange, roodgele beharing op de kop en het borststuk. Vrouwtjes hebben o.a. rode poten en bruine ogen. Bij mannetjes zijn de poten geel en de ogen groen. De soort komt voor in allerlei biotopen, waaronder bosranden, heiden, afgravingen en spoorwegterreinen. Vooral op zandige, schrale plekken met grote nestkolonies van de gastheer.
De wespbijen vormen in Nederland het grootste geslacht van parasitaire bijen (koekoeksbijen), er zijn 46 soorten bekend. Een vrouwtje wespbij legt haar eitjes in het nest (broedcel) van een andere soort bij (veelal een zandbijen). De larve van de wespbij doodt bij uitkomst de larve of het ei van de gastheer en doet zich vervolgens tegoed aan de voedselvoorraad. Wespbijen(larven) eten geen vlees, zoals wespen, maar gewoon stuifmeel en nectar, het zijn immers bijen.

Op een aantal plekken op het Balloërveld springt tussen de nog dorre struikheide de stekelbrem in het oog. Het is een vroeg bloeiende soort, die al in de eerste helft van april door de goudgele bloemen opvalt in de droge heidevelden, die vooral bestaan uit struikhei. Stekelbrem heeft erg kleine priemvormige bladeren en op de oudere takken zitten doorns, waardoor ze hun Nederlandse naam eer aan doen. De bloemen zijn klein en geel. De bloemstelen dragen schutbladen, die omstreeks even lang zijn als de kelk. De kelk is glad met ongelijke lippen.

Vanaf eind maart tot in juni is de rups van de kleine hageheld te vinden op licht begroeide duinen, heiden en kapvlakten. Het is een dagactieve nachtvlinder die vliegt van half juni tot begin september in één generatie. De rups foerageert vooral ´s nachts, maar is ook overdag etend en zonnend te vinden. De rups kan 60 mm lang worden, maar deze was ongeveer de helft kleiner. Mogelijk was de rups kort geleden verveld, want op korte afstand van de rups hing een vervellingshuidje (links).
De rups verpopt zich op de grond in een stevige bruine cocon, die gewoonlijk wordt vastgemaakt aan de vegetatie. De soort overwintert als ei, los tussen korte vegetatie.

Wereldwijd zijn er meer dan 400 soorten schildpadkevers (-torren), in de Benelux komen meer dan 30 soorten voor. Veel soorten lijken sterk op elkaar. Ik dacht dat de bovenste schildpadtor de groene distelschildpadtor zou zijn, die fotografeerde ik twee dagen eerder ook al (onder). Maar volgens het beeldherkenningssysteem is het echter een muntschildpadtor. De kever rechtsonder is duidelijk anders, het is de roestige distelschildpadtor.
Vaak is bij schildpadtorren niets anders te zien dan het schild, waar ze zich als een schildpad onder kunnen terugtrekken. Met een beetje geduld en geluk krijg je af en toe ook de pootjes en antennes te zien. Er is één generatie per jaar, volwassen schildpadtorren overwinteren in de stooisellaag.

Op dit moment zijn de vrouwtjes van de roodzwarte borstelspinnendoder (oude naam: gewone wegwesp) erg actief. De vrouwtjes hebben de vorige zomer gepaard en het sperma opgeslagen in hun zaadblaas. Op een diepte van ongeveer 30 cm hebben ze vorstvrij overwinterd. In het volgend voorjaar gaan ze op jacht naar een spin, verlammen die, graven een ondiep broednest, slepen de spin naar en in het nest en leggen vervolgens op de spin een ei. Een vrouwtje graaft meerdere nesten, de nesten liggen meestal aan de rand van de hei. Op een kleine spin wordt een onbevrucht ei gelegd en daaruit ontstaat een mannetje, op een dikke spin een bevrucht ei, waaruit een vrouwtje ontstaat. Daarna wordt het nest zorgvuldig afgesloten zodat het vrijwel onzichtbaar wordt. De nieuwe generatie wespen komt in de zomer uit de poppen en kort daarna vindt de paring plaats. Het vrouwtje paart slecht één maal met één mannetje. De mannetjes sterven een paar weken na de paring. De bevruchte vrouwtjes zijn vaak tot in oktober te vinden, maar zetten nog geen eitjes af. Ze beginnen met graven van het winternest. Bij de roodzwarte borstelspinnendoder overwintert het geïnsemineerde vrouwtje en plant zich dus pas het volgende voorjaar voort. In ons land komen ongeveer 75 soorten spinnendoders voor.

Groetjes,

Luit